Strand
Het is zondagochtend, een dag voordat de scholen weer beginnen. Nog even rust voordat de hectiek weer losbarst. Op Facebook komen mooie vakantiefoto's voorbij van vrienden als daar ineens een foto is van een jongen op het strand, ergens aan de middellandse zee. Zo'n strand waar een heleboel Europeanen relaxen tijdens de zomervakantie. De jongen ligt uitgestrekt en roerloos op het witte zand, verdronken en aangespoeld in het land waar hij naar op weg was. Een paar meter van mij zit mijn jongen trots bij zijn nieuwe laptop die hij nodig heeft als kersverse brugklasser. Hij streelt liefdevol over de beschermhoes en ritst hem nog eens open en dicht. Bijna klaar voor een grote stap in zijn nog jonge leven. Ik kijk opnieuw naar de foto van de jongen op het strand. Ook hij nam een grote stap op weg naar een betere toekomst. Zijn ouders, ook verdronken, wie zal het zeggen, hadden ongetwijfeld ook dromen voor hun kinderen, waarvan opgroeien in een veilig land vast op nummer 1 stond. Elke dag zien we schrijnende beelden en horen we vreselijk verhalen over al die mensen die een veilige plek zoeken in Europa. We roepen al maanden dat dit zo niet langer kan, maar niemand heeft een oplossing. Hoewel er ook walgelijke geluiden klinken die zeggen dat het lot wat de jongen op het strand trof een goede oplossing is. Jongste zoon heeft inmiddels zijn nieuwe rugzak ingepakt. Drie keer gecontroleerd en natuurlijk te veel spullen ingepakt. De broodtrommel staat al klaar op het aanrecht om morgen gevuld te worden. Soms probeer ik mijn ogen wel eens te sluiten voor alle ellende die via krant en TV in de huiskamer komt, want er zit een grens aan hoeveel mensonterende beelden ik kan verdragen. Maar de jongen op het strand is de huiskamer keihard binnengekomen. Ik wil schreeuwen dat dit nooit meer mag gebeuren. Gillen naar alle politici van Europa en vragen waarom niemand hier iets aan doet! De kleding van de eerste middelbare schooldag hangen inmiddels ook al klaar en de prijskaartjes zijn van de gymkleding gehaald. Ik volg het met ontroering. Jongste zoon komt naar me toe en grijpt me vast: "Jaha, je kleine jongen wordt al groot," zegt hij met een grote lach. "Ja, mijn kleine jongen wordt al groot," antwoord ik en slik een traantje weg. Hij wel.